Overzicht Atlas lokale lasten 2024
Provincies houden toezicht op gemeenten en waterschappen en zijn bijvoorbeeld verantwoordelijk voor ruimtelijke ordening buiten de bebouwde kom (waar komen industriegebieden, wat wordt natuurgebied) en de regionale infrastructuur (waar komen wegen en spoorwegen te liggen). De kosten dekken provincies vooral door inkomsten uit de algemene uitkering uit het provinciefonds, specifieke uitkeringen van de rijksoverheid en de belangrijkste provinciale belasting: de opcenten op de motorrijtuigenbelasting. Deze opcenten zijn de enige echte belastingen van de provincies. De opbrengsten vloeien naar de algemene middelen van de provincie en zijn dus zeker niet alleen bedoeld voor het onderhoud van wegen, zoals soms wordt gedacht.
De motorrijtuigenbelasting (ook wel wegenbelasting) wordt geheven door de rijksoverheid. Het te betalen bedrag is onder meer afhankelijk van het soort voertuig (bijvoorbeeld auto of motor) en het gewicht, hoe zwaarder het voertuig, hoe hoger het te betalen bedrag. Daarnaast is de brandstof van belang. Bij gelijk gewicht betaalt een eigenaar veel meer voor een personenauto die rijdt op diesel dan op benzine. Volledig elektrische auto’s zijn tot en met 2024 vrijgesteld. Als de emissie van CO2 en fijnstof beperkt is geldt een korting op het te betalen bedrag.
Een eigenaar van een personenauto betaalt tegelijk met de motorrijtuigenbelasting aan het Rijk opcenten op motorrijtuigenbelasting aan de provincie. De opcenten zijn een percentage van de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting, zoals die gold per 1 april 1995. Als het Rijk de motorrijtuigenbelasting verhoogt, verandert de provinciale belastingopbrengst dus niet. Daarnaast wordt voor de provinciale opcenten geen onderscheid gemaakt tussen benzine- en dieselauto’s. Opcenten worden opgelegd aan eigenaren van personenauto’s en motorwielen die in de provincie wonen. Voor bestelauto’s, vrachtauto’s en bussen hoeven geen opcenten te worden betaald.
Voor het aantal door de provincie te heffen opcenten geldt een maximum. Dit maximum wordt jaarlijks geactualiseerd via een inflatiecorrectie. Het maximale aantal opcenten bedraagt dit jaar 138,4 procent. De feitelijke opcenten variëren dit jaar van 77,4 tot 98,7 procent.
In figuur 15 is te zien dat het aantal personenauto’s tussen 2005 en 2023 geleidelijk stijgt en dat deze steeds zwaarder worden. De grondslag voor de motorrijtuigenbelasting en de opcenten op deze belasting is dus jarenlang gegroeid. Met name de stijging van het gewicht komt echter ook door de toename in het aantal elektrische auto’s. Deze zijn zwaarder dan soortgelijke auto’s die op benzine rijden. Omdat elektrische auto’s tot en met 2024 zijn vrijgesteld van de motorrijtuigenbelasting heeft de stijging van het gewicht niet geleid tot een evenredige stijging van de grondslag van de provinciale opcenten.
In figuur 16 is te zien dat de opbrengst uit de opcenten op de motorrijtuigenbelasting meestal sterker stijgt dan het gemiddelde tarief. Gemeenten stellen hun ozb-tarieven doorgaans neerwaarts bij aan de hand van de waardeontwikkeling van onroerende zaken, zie de tekst bij kaart 6. Provincies lijken hun tarieven niet te corrigeren voor de ontwikkeling van hun belastinggrondslag. Dat is moeilijk te verklaren op inhoudelijke gronden, aangezien het niet voor de hand ligt dat het aantal en het gewicht van motorvoertuigen één op één doorwerken in de middelen die provincies nodig hebben om hun taken te vervullen. Die taken omvatten immers meer dan wegenbeheer.
De vrijstelling van elektrische auto’s voor de motorrijtuigenbelasting geldt in 2013 en van 2020 tot en met 2024. Dit heeft gevolgen voor de opbrengsten van provincies. In figuur 16 is te zien dat de jaren waarin een vrijstelling voor elektrische voertuigen werd ingevoerd (2013 en 2020) ook jaren zijn waarin de opbrengst minder sterk stijgt dan het tarief. Hoewel er in 2024 geen vrijstelling wordt ingevoerd, is de stijging van de opbrengst met 4,2 procent wel lager dan de stijging van het tarief (4,4 procent). We hebben hiervoor geen goede verklaring. voor.
Figuur 15 Ontwikkeling van het aantal personenauto’s en hun gewicht
Bron: CBS. Het percentage personenauto’s dat zwaarder is dan 1.350 kilo is inclusief elektrische auto’s.
Figuur 16 Ontwikkeling van de opbrengsten en de tarieven van de provinciale opcen
Bron: Opbrengsten CBS, tarief COELO
Via de motorrijtuigenbelasting wordt het bezit van een voertuig belast. Het kabinet Rutte-IV wilde vanaf 2030 het gebruik belasten (Betalen naar Gebruik, ook wel rekeningrijden of BnG). Na de val van het kabinet is dit plan controversieel verklaard en is de ontwikkeling van de plannen stopgezet. Het nieuwe kabinet moet gaan beslissen of de plannen verder worden uitgewerkt.
Als de motorrijtuigenbelasting wordt vervangen door een vorm van rekeningrijden dan is dit een moment om te kijken naar de provinciale belasting. Het is volgens de voormalige staatssecretaris en minister technisch mogelijk om opcenten te heffen op het gebruik van een motorrijtuig in plaats van op het bezit.[i] Het aantal gereden kilometers kan echter makkelijker variëren van jaar tot jaar dan het aantal voertuigen. In een recent rapport wordt voorgesteld om de provinciale opcenten in de huidige vorm te laten bestaan mocht de motorrijtuigenbelasting worden geheven naar gebruik.[ii]
Het is wel belangrijk dat provincies naast de algemene uitkering uit het provinciefonds een eigen belasting hebben. Die belasting zou echter wel zichtbaarder moeten zijn dan de bestaande opcenten. Een zichtbare belasting, zoals een ingezetenenbelasting of een provinciale onroerendezaakbelasting, zet een rem op ongebreidelde uitgavengroei. Wanneer nieuw beleid moet worden bekostigd door de belasting te verhogen, zullen bestuurders scherper moeten afwegen of de baten van dat beleid de kosten wel overtreffen.[iii] Bij geld dat vrijwel ongemerkt binnenstroomt is dat minder het geval, zoals de Raad voor de financiële verhoudingen al constateerde.[iv] Ook kunnen met behulp van het eigen belastinggebied onvolkomenheden in de verdeelsystematiek van het provinciefonds worden opgevangen.
[i] Kabinetsaanpak Klimaatbeleid, Brief van de staatssecretaris van Financiën en van de minister van Infrastructuur en Waterstaat, Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 32 813, nr. 1081.
[ii] Belastingen in maatschappelijk perspectief. Bouwstenen voor een beter en eenvoudige belastingstelsel.Tweede Kamer 32140, vergaderjaar 2023-2024, nr.180, blz. 191.
[iii] Zie M.A. Allers, 2010, Moeten provincies belasting heffen?, Tijdschrift voor Openbare Financiën, 42(1), blz. 12-19.
[iv] Raad voor de financiële verhoudingen 2009, Naar een herijking van de financiële verhouding tussen Rijk en provincies, Rfv, Den Haag.
In dit tabblad vindt u alle kaarten met betrekking tot de provinciale lasten en een beschrijving.
De legenda staat niet standaard in beeld. Deze kunt u zien door linksboven op “>>”te klikken. Links bovenin staan ook de knoppen waarmee u kunt in- en uitzoomen. Als u op een gemeente klikt verschijnt een pop-up met de gemeentenaam en de voor die gemeente geldende waarde (bijvoorbeeld het bedrag, de hoogte van de mutatie of het tariefsysteem) voor de betreffende kaart.
Indien u geïnteresseerd bent in een berekening van de lasten voor een specifiek huishouden in een specifieke gemeente, kan dit via de Lokale lasten calculator.