Gemeenten besteden stelselmatig meer dan ze begroten. In de coronajaren 2020 en 2021 kan dit deels worden verklaard door extra taken. Maar ook in de periode 2017-2019 ging het jaarlijks om 7 of 8 miljard euro meer, op een gerealiseerd lastentotaal van 64 tot 67 miljard euro. Ook het financiële resultaat valt stelselmatig positiever uit dan begroot. Gemeenten begroten in de periode 2017-2021 elk jaar gezamenlijk een tekort van meer dan een miljard euro, maar het resultaat valt aanzienlijk gunstiger uit. In 2021 bedroeg deze meevaller zelfs 3 miljard euro. Dit roept een beeld op van gemeenten die geld over hebben. Maar dat is voorbarig. Dat schrijft COELO-directeur Maarten Allers in een essay voor de Dag van de financiële verhoudingen 2023.
Een belangrijke oorzaak is dat rijksuitkeringen aan gemeenten, een belangrijke inkomstenbron, steeds meer op incidentele basis worden verstrekt. Dat maakt besteding lastig, want gemeenten zijn verplicht hun structurele lasten te dekken met structurele baten, niet met incidentele baten. En lasten zijn in principe allemaal structureel, tenzij het tegendeel bewezen wordt.
Daarnaast wordt een groot deel van deze rijksmiddelen pas aangekondigd nadat de gemeentelijke begrotingen al zijn opgesteld. Dan hebben gemeenten deze middelen dus niet in hun begroting meegenomen. Worden zij wel uitgegeven, dan liggen de lasten hoger begroot. Worden zij niet uitgegeven, dan valt het resultaat hoger uit dan begroot.
Zowel het aandeel incidenteel als het aandeel laat bekend lijkt de afgelopen jaren te zijn toegenomen. Voor decentralisatieDecentralisatie Het overdragen van taken aan decentrale overheden (provincies, gemeenten of waterschappen).-uitkeringen is dit in de figuur te zien. Het aandeel incidenteel daalt in de figuur na 2021, maar dat wordt gecompenseerd door een toename bij specifieke uitkeringen. Wegens gebrek aan betrouwbare gegevens kon een dergelijke figuur voor specifieke uitkeringen niet worden gemaakt.
Figuur. Aandeel van begroot bedrag aan decentralisatie-uitkeringen aan gemeenten dat incidenteel is, of niet is opgenomen in de rijksbegroting van het desbetreffende jaar (en dus laat bekend)

De begroting is een belangrijk instrument om beleidskeuzes vast te leggen. Om als effectief sturingsinstrument te dienen moeten de in de begroting opgenomen bedragen wel voldoende voorspellende waarde hebben voor wat er in een jaar feitelijk wordt ontvangen en besteed. Dat is nu onvoldoende. Het meer voorspelbaar en meer structureel maken van rijksuitkeringen aan gemeenten (en provincies) kan dit bevorderen. Het Rijk werkt momenteel aan een nieuw bekostigingssysteem dat vanaf 2026 moet gaan werken. Wellicht kan dit daarin worden meegenomen.
U kunt het essay hier downloaden.