Uitvoering WMO door gemeenten

20 november 2014

Nu in 2015 drie grote decentralisaties van voorzieningen naar gemeenten op stapel staan, zijn ervaringen met eerdere decentralisaties in het sociale domein relevant. COELO onderzocht de decentralisatie van de WMO. De uitkomsten worden vandaag gepubliceerd in ESB.

Het aantal cliënten per inwoner dat huishoudelijke hulp ontvangt blijkt sterk te verschillen tussen gemeenten. Die verschillen laten zich slechts ten dele verklaren door aan de hulpbehoefte gerelateerde bevolkingskenmerken. Gemeentelijk beleid en uitvoering blijken een grote invloed te hebben op het aantal mensen dat wordt geholpen. De verdeelmodellen voor de rijksuitkeringen waarmee gemeenten de gedecentraliseerde taken bekostigen houden daar geen rekening mee. Dat kan ertoe leiden dat royale gemeenten onbedoeld worden beloond met relatief hoge uitkeringen en sobere gemeenten met relatief lage uitkeringen.

Schaalvoordelen bij de programma-uitgaven van de WMO blijken vrijwel afwezig. Wel is sprake van schaalvoordelen bij de gemeentelijke uitvoeringskosten. Maar omdat die kosten slechts een klein deel van de totale WMO-uitgaven uitmaken, blijven de potentiële kostenvoordelen van schaalvergroting beperkt tot enkele procenten van de totale kosten.

Bekijk hier het artikel of het rapport.

Uitgaven aan infrastructuur in gemeentelijke begrotingen

12 november 2014

Gemeentelijke begrotingen geven een beeld van de plannen en projecten van gemeenten voor het komende begrotingsjaar. Een vraag die veel buitenstaanders hebben is: Welke gegevens kunnen wij vinden in de begrotingen? Kunnen we zien wat gemeenten uit gaan geven en kunnen we gemeenten vergelijken? Corine Hoeben en Lieneke Janzen van COELO hebben daarom onderzocht welke gegevens er zijn te vinden over uitgaven aan infrastructuur. Het onderzoek is uitgevoerd onder een kleine steekproef van gemeenten en gebaseerd op de begrotingen voor het jaar 2014. Het onderzoeksrapport vindt u hier.

Geborgde zetels in het waterschapsbestuur

15 september 2014

In 2015 zijn er weer waterschapsverkiezingen. In de aanloop naar deze verkiezingen wordt in veel provincies discussie gevoerd over de samenstelling van de waterschapsbesturen. De discussie spitst zich met name toe op de zeggenschap voor eigenaren van ongebouwde grond. Dat zijn voornamelijk agrariërs. Zij kunnen zetels krijgen via de verkiezingen, maar zij krijgen in elk waterschap ook een aantal zetels toegewezen (geborgde zetels). Agrariërs betalen echter maar een klein deel van de kosten die waterschappen maken. Corine Hoeben onderzocht of de zeggenschap die de agrariërs hebben in het waterschapsbestuur in evenwicht is met het deel van de kosten dat zij betalen. Het resultaat van het onderzoek is gepubliceerd in een artikel in het tijdschrift Water Governance.

Gemeentelijke herindeling bespaart geen geld

27 juni 2014

Het kabinet wil door gemeentelijke herindeling een miljard euro per jaar besparen. Maar na herindeling dalen de uitgaven niet, zelfs niet bij de kleinste gemeenten. De gemeentelijke voorzieningen worden er ook niet beter van. Herindeling om financiële redenen is dus zinloos. Dat schrijven Maarten Allers en Bieuwe Geertsema van COELO vrijdag 27 juni 2014 in een artikel in het vakblad ESB. Er is ook een uitgebreid onderzoeksrapport verschenen. Het persbericht vindt u hier.

COELO ten onrechte genoemd in brief MKB

25 juni 2014

Gemeenten hebben in juni een brief ontvangen van het MKB over de stijging van de ozb-opbrengsten van niet-woningen. In de brief wordt gesteld dat uit COELO-onderzoek blijkt dat de ozb-opbrengst niet-woningen dit jaar met 3,4 procent stijgt. Dit cijfer wordt vervolgens vergeleken met de macronorm. Het genoemde stijgingspercentage is echter niet afkomstig uit COELO-onderzoek, maar uit eigen onderzoek door het MKB. Volgens COELO onderzoek stijgt de ozb-opbrengst voor niet-woningen 2,3 procent (zie Atlas van de lokale lasten 2014, blz 25).

 

Waar komt het verschil vandaan? MKB berekent allereerst per gemeente met welk percentage de ozb-opbrengst voor niet-woningen stijgt. Vervolgens wordt de gemiddelde stijging in Nederland berekend. MKB berekent dus het gemiddelde van alle stijgingspercentages van de ozb-opbrengst uit niet-woningen. Overigens wordt daarbij geen rekening gehouden met de grootte van de gemeente terwijl dat wel relevant is.

 

De gemiddelde stijging is iets anders dan de stijging van de totale ozb-opbrengst uit niet-woningen in Nederland. Om die te berekenen tellen we eerst de ozb-opbrengst in 2013 en de verwachte ozb-opbrengst in 2014 op. Als we deze twee cijfers met elkaar vergelijken komen we op een stijging van 2,3 procent. Dit is het stijgingspercentage dat (samen met de ozb-opbrengst uit woningen) kan worden vergeleken met de macronorm.